Tuesday 31 May 2016

Woord en Geest en Koninkrijk - een bijdrage aan de discussie rond blogs van Jos Douma

Andrei Rublev's icoon van de drie-eenheid (1425)
Naar aanleiding van twee blogs van Jos Douma ontspon zich op Facebook een mooie discussie over het werk van de Geest, en hoe/of dit te onderscheiden is van het werk van Christus (met bijdragen van o.m. Arnold Huijgen, Kees Haak, Hans Burger, en mij).
De discussie cirkelt rond het begrippenpaar “Woord en Geest” – een ijkbegrip in gereformeerde spiritualiteit en dogmatiek. Jos bepleit een “relatief zelfstandige pneumatologie”, want “wie Geest zegt, moet nog veel meer zeggen dan alleen Woord.”
Er vallen mij in deze discussie twee dingen op, die verraden waar het vaak misgaat in gereformeerde theologie (terwijl gereformeerde theologie bij uitstek veel rijker en evenwichtiger is):
  • Een neiging om Woord te vereenzelvigen met Bijbel.
  • Een neiging om Woord en Geest niet als gelijke grootheden te zien, maar de een ondergeschikt te maken aan de ander.

Ondertussen mag de christelijke gemeente een voorproefje zijn van Gods toekomst.



Het Woord van God

Ook in deze discussie valt op dat de begrippen “Woord” en “Bijbel” door sommigen gehanteerd worden alsof ze uitwisselbaar zijn, eigenlijk synoniemen. Het Woord van God, dat is de Bijbel. En als  het begrippenpaar “Woord en Geest” vervolgens vrijwel één op één gekoppeld wordt aan het begrippenpaar “Christus en Geest”, gaat er iets scheef. Christus is het Woord, en het Woord is de Bijbel, dus Christus valt zo’n beetje samen met de Bijbel? Dat zal natuurlijk geen gereformeerde theoloog zeggen, maar de suggestie is op z’n minst dat Christus uitsluitend tot ons komt in de gedaante van de Schrift (dat komt natuurlijk dicht bij wat Karl Barth ooit schreef over ‘das Wort Gottes als Aufgabe der Theologie’, 1922). De rol van de Geest wordt vervolgens dan soms versmald (functioneel althans) tot de verlichting van ons verstand wanneer we de Bijbel lezen (illuminatio).
Tweeduizend jaar geleden liep Jezus rond op aarde. Nu hebben we een door de Geest geinspireerde tekst, de Bijbel, en daar moeten we het goedbeschouwd mee doen.

Woord: de Logos

De gereformeerde dogmatiek spreekt natuurlijk veel rijker over het Woord van God. Het zou in de discussie rond “Woord en Geest” al enorm helpen wanneer we bij “Woord” niet meteen “Bijbel” denken, maar eerst maar eens “Logos”.
Het Woord van God is allereerst de Logos – het Woord dat in het begin was, “het Woord was bij God en het Woord was God” (Johannes 1: 1-3). Alles is erdoor ontstaan – alles is in, door en voor het Woord geschapen (Kolossenzen 1: 15-17).
Meteen bij de schepping zien we al hoe God werkt door Woord en Geest: de Geest zweeft over de levenloze leegte, God spreekt zijn Woord, en de schepping komt tot leven – door het Woord, en door de adem van God (ruach, denk ook aan Psalm 104: 30). Woord en Geest zijn - van God uit - leven-brengend aanwezig in de schepping. De apologeten in de tweede eeuw spraken in dit verband al over de logos spermatikos, het uitgezaaide Woord (denk ook aan Artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis).

Woord: Christus, de levende Heer

In de tweede plaats is het Woord van God de geïncarneerde Logos: het Woord is mens geworden (Johannes 1: 14; Filippenzen 2: 6-8). Ofwel: Jezus de Messias, de vleesgeworden openbaring van God. Deze Jezus is door God hoog verheven en zit aan de rechterhand van de Vader (Filippenzen 2: 9-11). Hij is de Heer van zijn gemeente, en de levende God in ons midden (1 Korintiërs 14: 25). Hij werkt in zijn gemeente, en door zijn gemeente – Hij handelt, spreekt, geneest, bevrijdt en herstelt.

Woord: De Bijbel

In derde instantie betekent het Woord van God ook: de Bijbel. Daarbij is het goed om te bedenken wat Karl Barth hierbij aantekent: de tekst van de Bijbel ís niet Gods Woord maar wórdt Gods Woord als God de Bijbel gebruikt om de betekenis van het evangelie tot ons te laten doordringen (Kirchliche Dogmatik I/1:4) – in andere woorden: het wordt Gods openbaring in de Zoon en door de Geest. 

Zoon en Geest: de twee handen van God

Het begrippenpaar “Woord en Geest” suggereert dat Woord en Geest gelijke grootheden zijn: God werkt door Woord én Geest. Maar zo functioneert het niet altijd in het gereformeerde denken. Vaak is er – bedoeld of onbedoeld – sprake van een ondergeschiktheid van de Geest. Als Woord wordt opgevat als “Bijbel”, dan wordt de rol van de Geest soms versmald tot verlichting van ons verstand bij het lezen van de Bijbel. Wordt Woord opgevat als Christus, dan wordt de rol van de Geest soms versmald tot het wijzen op Jezus (zoals Jos duidelijk maakte in zijn eerste blog: '"De Geest vraagt geen aandacht voor zichzelf" Hoe komen we daar toch bij?').

We kunnen als gereformeerden zo christocentrisch zijn, dat we ons nieuwe leven eigenlijk alleen in christologische termen verstaan (“door genade in Christus”, we zijn “in Christus”, etc), en niet in pneumatologische termen (“in de Geest”, “door de Geest”, “met betoon van kracht”, etc). We lopen daarmee het risico om het eigene van het werk van de Geest over het hoofd te zien – bij het lezen van de Bijbel (we lezen er overheen, want we herkennen het niet), en in onze verwachting van wat God in ons - en door ons heen voor anderen - wil doen.

Hans Burger signaleert in de Facebook-discussie terecht dat bij het begrippenpaar “Woord en Geest” snel de indruk kan ontstaan “dat er maar één goddelijke actor is.” De leer van de drie-eenheid wordt dan uiteraard beleden, maar functioneert gebrekkig. Niet voor niets is er in de theologie – sinds de kritiek van Moltmann en Pannenberg – een herbezinning op de leer van de drie-eenheid op gang gekomen. Dat was nodig om recht te doen aan de onderscheiden rollen van Vader, Zoon en Geest – in zowel de immanente als de economische triniteit (het heilshandelen van God). Mooi dat Burger hier refereert aan Robert Jenson en zijn concept van “een 'mutually single act' - één handeling, waarbij drie goddelijke actoren tegelijk actief zijn. Oftewel: Vader, Zoon en Geest zijn altijd tegelijk aan het werk.”
Daarbij aansluitend: ik wil ervoor pleiten om steevast in drie woorden te spreken - de Vader handelt, door de Zoon en in de Geest. Het verheldert om Bijbelgedeelten consequent met deze drie woorden te lezen. Als ergens staat dat God iets doet, bedenk er dan bij: in de Zoon en door de Geest. Staat ergens dat de Zoon iets doet, bedenk er dan bij dat de Vader het doet in Hem, en door de Geest. Als ergens staat dat de Geest iets doet, bedenk er dan bij dat de Vader het doet door de Geest, en in de Zoon. Dat klinkt misschien wel erg systematisch-theologisch, maar het verheldert.

Tegelijk: wat Hans en ik hier bepleiten – als trinitarisch theologen – kan nog altijd monistisch functioneren: alsof er eigenlijk maar één goddelijke actor is. Daarom heb ik eerder in de discussie al verwezen naar Irenaeus, die spreekt over de “twee handen van God”, Zoon en Geest. De Vader werkt zowel door de Zoon als door de Geest. Natuurlijk is dit een samenspel: beide handen werken samen. Maar het beeld maakt ook duidelijk dat het misgaat wanneer we zeggen dat de Geest uitsluitend op Christus wijst. De ene hand wijst alleen op de andere hand? God werkt met één hand, en zijn andere hand wijst alleen maar op die hand? Natuurlijk niet, God werkt met twee handen. Wordt daarmee het werk van de Geest uitgespeeld tegen het werk van Christus? Natuurlijk niet, God werkt met beide handen aan hetzelfde: zijn heil voor de schepping.

Het werk van de Geest en het werk van Christus moeten we niet vereenzelvigen, schrijven ook Gijsbert van den Brink en Kees van der Kooi in hun Christelijke dogmatiek (p. 455-456): er zijn twee bewegingen van God uit, die we moeten blijven onderscheiden. Er is de missie van de Zoon, en er is de missie van de Geest. We hebben inderdaad, zoals Jos schrijft, “een ‘relatief zelfstandige’ pneumatologie (leer van de heilige Geest) nodig.”
De missie van de Geest, schrijven Van den Brink en Van der Kooi, is onvoltooid: de Geest werkt in en door gelovigen, en trekt de schepping in Gods toekomst. De Geest brengt mensen tot inkeer. Mensen ontvangen de Geest als geest van zoonschap (Romeinen 8), en worden zonen en dochters van de Vader (in de Zoon en door de Geest). De Geest vernieuwt. De Geest bekrachtigt. De Geest werkt (pneumatika), door gaven als profetie, tongentaal en genezing (charismata), door bedieningen in de gemeente (diakonia), en door bijzondere werkingen en krachten (energemata).

Van schepping tot voleinding: vol van de Geest

Eén God in drie personen: de Vader brengt zijn heil voor de schepping, in de Zoon en door de Geest – Hij werkt met beide handen aan ons heil. Het werk van de Zoon en het werk van de Geest, als één beweging van God van schepping tot voleinding: God brengt zijn heil. Van Genesis tot Openbaring lezen we hoe God zijn regering, zijn Koninkrijk brengt voor zijn hele schepping.
Wij zijn geschapen om in God te zijn – in Hem vinden we onze vervulling. Als de nieuwe aarde aanbreekt, zal dit volkomen werkelijkheid zijn: God tabernakelt in zijn schepping, de hemel op aarde (Openbaring 21: 1-6; 22: 1-6), en Hij zal “alles in allen” zijn (1 Korintiërs 15: 28). Dat is pneumatologische taal: God zal in zijn schepping wonen door de Geest. Noem het de ultieme “Geestesdoop”. Hoe komt Gods Koninkrijk? Door de inwoning van de Geest, straks volkomen.


Het werk van de Geest is  niet alleen dat Hij ons aan Christus verbindt, of op Christus wijst. Het werk van de Geest is ook niet alleen dat Hij bijzondere gaven en krachten werkt in ons leven, zodat we met betoon van Geest en kracht het Koninkrijk mogen verkondigen. Het is beide.
Maar bovenal is de inwoning van de Geest in ons - en onze voortdurende vervulling met de Geest tot overstromen toe – een voorschot, een aanbetaling (arraboon), op onze erfenis: Gods inwoning in zijn hele schepping, die alles geneest en heel maakt en tot vervulling brengt.
Daarvan mag de christelijke gemeente, vol van de Geest, een voorproefje zijn.



1 comment:

  1. Zeer bedankt voor je verder uitleg van wat je bedoelt. In je verhaal zit genoeg stof om én over verder te denken én om commentaar te leveren.
    1/ Mag ik voorzichtig stellen dat je mogelijk (te) veel onder indruk van Barth bent met zijn visie dat de bijbel Gods Woord wordt? Daartegen is in de gereformeerde theologie (die jij met mij hoog hebt) tegen geprotesteerd, omdat de bijbel zichzelf aanbiedt als zijnde het Woord van God, bv. 2Tim 3:18ev. Ook het werk van de (ten onrechte ietwat vergeten) K. Schilder tegen deze opvatting van Barth heeft ingebracht. In zijn spoor ook Barend Kamphuis. Dat is uiteraard géén tegenwicht tegen de gedachte dat de lezer dit woord moet accepteren als Gods Woord, waar jij de nadruk op legt.
    2/ De gedachte van de 'logos spermatikos' als zijnde het woord dat in de wereld werkt behoeft correctie. Voor Justinus Martyr was de 'logos spermatikos' vooral werkzaam waar de kritiek op de vigerende volksreligie plaatsvond. Vandaar dat Justinus Socrates een 'Christen' noemt die door de Logos spermatikos in staat was te protesteren tegen valse religie. Dat kostte Socrates zijn leven, in die zin is hij een Christen in de sociologische zin omdat christenen ook de klos zijn van hun kritiek op de vigerende religies.
    3/ Eerlijk gezegd ben ik niet gerust bij je beroep op Kooi / Brink. Kooi is zondermeer een pneumatologische theoloog, maar stelt zich buiten de orde van de heilsgeschiedenis en vervluchtigt de historische achtergrond van de gegevens over de Heilige Geest in het NT. In eerdere werken heeft hij dat uitgewerkt, dat heb ik hier nu niet bij de hand. Maar juist de adhesie bij zijn stellingname maakt mij toch wel wat nerveus, moet ik zeggen. Het stellen dat er nu opnieuw sprake zou zijn van allerlei werkingen van de Geest die toe voegen aan de canon vind ik buiten de orde van het werk van de Geest. Hoezeer ook eens met Hans Burger, de relatie met de Geest is altijd gekoppeld aan Christus. Die twee handen van God is een mooie gedachte, maar strijdt met het filioque dat in de discussie met de gnostiek 'gewonnen' is.
    4/ Op naar de volgende ronde. Groeten. Nogmaals dank voor inzichten. Kees

    ReplyDelete