Foto: World Vision International |
Mei 1995. Ik sta bij een kerk in Nterama, Rwanda, en in mijn handen houd ik een mensenschedel. De rechterzijde is verbrijzeld, en ik zie de inkepingen van een kapmes in het bot.
Op 23 mei leverde ik een bijdrage aan de 7keer7-tour van Lazarus. De vraag die de sprekers werd voorgelegd, was: welk nieuw geloofsinzicht heeft je van de sokken geblazen?
Ik vertelde hoe ik in Afrika mijn geloof verloor - en hervond.
Foto: Adriaan Mol |
Mei
1995. Ik sta bij een kerk in Nterama, Rwanda, en in mijn handen houd ik een
mensenschedel. De rechterzijde is verbrijzeld, en ik zie de inkepingen van een
kapmes in het bot.
Dit
was een mens. Een vrouw, denk ik. Ze heeft gezongen en gedanst, bemind en
gedroomd. Totdat de waanzin losbarstte en haar dorpsgenoten elkaar begonnen af
te slachten. Wanhopig heeft ze toevlucht gezocht in deze kerk.
Ik
kijk om me heen – en ik zie honderden lichamen. In de kerk, eromheen. Er liggen
er zoveel, over elkaar heen gevallen – in paniek, neergeslagen - dat sommige
lichamen half gemummificeerd zijn, half weggerot. Ik zie een meisje dat de
armen afwerend om haar hoofd geslagen. Ik zie een moeder met haar baby tegen
zich aan gedrukt. De geur van de dood is overweldigend – je wast het nooit meer
uit je kleren, je krijgt het nooit meer uit je hoofd.
In
Afrika verloor ik mijn geloof.
*
Ik
kreeg het niet meer rond. Het gebouw van mijn geloof zakte kreunend in elkaar.
Want
dat was het: een gebouw, een constructie. Noem het een wereldbeschouwing of een
theologie. Het was een constructie die ik zorgvuldig had uitgedacht – ik ben
namelijk een denker. Ik wil iets graag snáppen voordat ik het aanneem. Ik wil er de vingers achter krijgen, voordat ik het vertrouw. God kunnen
narekenen, voordat ik geloof. Noem
het een theologie van argwaan.
Een
zorgvuldig beredeneerd godsbeeld – dat was mijn geloof. Ik wist hoe God was, en
hoe niet. Wat hij doet, en wat hij niet doet. Waarom de dingen zijn zoals ze
zijn. Waarom er een hemel is en een hel. Waarom er lijden is in de wereld, en
hoe dit te rijmen is met een goede God die ook almachtig is.
Ik werd
journalist in Afrika. En in de werkelijkheid van vluchtelingenkampen,
massagraven, en die dodenkerk in Rwanda, zakte die denkconstructie kansloos in
elkaar.
In
Afrika verloor ik mijn geloof.
*
In
Afrika vond ik mijn geloof. Of misschien moet ik zeggen: geloof vond mij in Afrika. Het was een nieuw
geloof, een ander geloof.
En het
blaast me van mijn sokken.
Foto: World Vision International |
Het
is diezelfde week in Rwanda. Ik sta opnieuw bij een kerk. Het is zondag. En
deze kerk, die barst van leven. Honderden vrouwen in kleurige gewaden, lachende
kinderen – ze blijven maar komen, uit de wijde omtrek, en het kerkje puilt uit.
Blijde Afrikaanse muziek knalt uit de geluidsboxen. Voor in de kerk staat een
bandje intens lingala te spelen, elektrische
gitaren, een keyboard en Afrikaanse drums – iedereen danst en iedereen bidt. De
handen geheven in oprechte aanbidding, Alleluiah
bwana Jesu, alleluiah!
Ik
kijk om me heen en ik zie het zangkoortje – drie vrouwen die enthousiast de
aanbidding leiden. Een van hen mist haar neus. De beide anderen missen een oor.
In hun gezicht en op hun armen zie ik gruwelijke littekens. Er is op hen
ingehakt met kapmessen. Ze zijn voor dood achtergelaten. Hun familie is
uitgemoord. Hun land stinkt naar de dood. Je zou zeggen: van hun geloof in een goede
God kan weinig over zijn.
Maar
zie, ze dansen en ze bidden - en ze prijzen Jezus om wie hij is.
Ik
kan er met mijn hoofd niet bij.
*
Twee
dingen gebeuren er.
Ten
eerste overvalt mij een gevoel van schaamte. Want waar haal ík het recht
vandaan om ontredderd te zijn over het leed van Rwanda? Waar haal ik het recht
vandaan om boos te zijn op God, klaar te zijn met God? Ik ben een toeschouwer.
Ik ben een ontzettend rijke en vrije Nederlander. Mijn eigen persoonlijke leed
mag ik geen leed noemen - niet hier in Rwanda.
Hoe decadent en narcistisch is mijn getwijfel, mijn postmoderne argwaan.
Ten
tweede landt een diep besef. Het besef
dat deze christenen, in dit kerkje in Nyamata, Jezus kennen op een manier waarop ik hem niet ken. Hun geloof is
geen denkconstructie, geen wereldbeschouwing. Hun geloof stort niet in elkaar
als het kwaad goede mensen treft. Hun geloof – ze bidden en ze dansen en ze
prijzen Jezus om wie hij is – is iets wat
ik niet ken.
*
Het
duurt drie jaar voordat ik op mijn knieën durf te gaan. Drie jaar voordat ik
durf los te laten en mij over te geven. Drie jaar voordat ik durf te zeggen:
“Heer, u bent groter dan mijn denken. Er is zoveel wat ik niet begrijp. Ik
begrijp U vaak niet. Maar ik kies ervoor om U te vertrouwen. Om mij aan U toe te vertrouwen. Geloven is vertrouwen.”
In
Afrika werd ik gevonden door geloof.
Alleluiah, bwana Jesu, alleluiah!
Prachtig, Ronald! Wat een les voor de denkers onder ons, maar ook voor 'ons westerlingen' die zo op hun hoofd vertrouwen, en zo kunnen piepen als er dingen gebeuren waarvan wij denken dat dat niet zou moeten. Bedankt dat je het hebt willen opschrijven! Dat het maar veel mensen aan het denken (maar vooral: danken en loven...) mag zetten! Groet van Carola
ReplyDelete