In Grace
Church laat ik een filmpje zien over een Ugandees meisje dat als vondeling bij
een christelijk weeshuis terechtkomt. Ze heeft een kleurig touwtje om haar
middel, dat is omgebonden door een witch doctor, die ermee zegt: “Zolang je
onder mijn bescherming staat, hoef je niet bang te zijn voor boze geesten. Maar
o wee als jij je aan mij onttrekt…” In het weeshuis wordt het touwtje
symbolisch doorgeknipt en de vloek die over haar is uitgesproken wordt in
Jezus’ naam verbroken.
Ik ben benieuwd of onze Afrikaanse bezoekers dit gebruik
kennen. En of! Een Ghanese zuster vertelt dat ze zelf ook naar de witch doctor
is gegaan met haar zoontje. “Je moet je kind toch beschermen. We hebben dat
touwtje niet afgedaan, hoor, want dat is gevaarlijk.”
Het mag inmiddels bekend verondersteld
worden dat het zwaartepunt van het christendom is verschoven naar het zuidelijk
halfrond. Westerse christenen vormen een minderheid in het wereldwijde lichaam
van Christus: de gemiddeld christen is niet meer blank, Europees, modernistisch
en liberaal, maar Afrikaans of Latino, en charismatisch in geloofsovertuiging. Westerse
christenen mogen denken dat demonen niet werkelijk bestaan en dat de bijbelse
verhalen over geestelijke gebondenheid en exorcisme metaforisch begrepen moeten
worden, het grootste deel van de wereldwijde kerk denkt daar anders over. [1]
Voor de overgrote meerderheid van de
niet-westerse christenen zijn ervaringen met kwade machten, geestelijke gebondenheid
en de uitwerking van bezweringen uiterst reëel, maar óók de mogelijkheid van
bevrijding in de naam van Jezus Christus. “In mijn kerk in Uganda is er elke
zondag na de dienst de mogelijkheid om met je te laten bidden voor genezing en
bevrijding”, vertelde ons gemeentelid Tamale onlangs nog op een kringavond. “En
wanneer je lid wordt van de gemeente krijg je altijd eerst pastorale
counseling, om af te rekenen met zonden en kwade invloeden vanuit je verleden.
Geestelijke bindingen worden verbroken en als het aan de orde is, worden
demonen uitgeworpen. Vergeet niet dat er bij ons veel juju is, witchcraft, en bijna iedereen krijgt daarmee te maken.”
Bijgeloof of demonie
Het is cultureel-arrogant, benadrukken
academische theologen als Kwame Bediako en Cephas Omenyo (beiden presbyteriaans
en Ghanees) veelvuldig, dat westerse christenen deze ervaringen nog altijd
afdoen als “primitief bijgeloof”, soms “suggererend dat wij nog door de
Verlichting heen zouden moeten”. Wat hen betreft is het hoog tijd dat westerse theologen
iets bescheidener worden en erkennen dat ze misschien wel eens iets zouden
kunnen leren van de ervaringen van hun Afrikaanse en Aziatische broeders en
zusters.[2]
Ook in een internationale kerk als ICF
Amersfoort is dit aan de orde van de dag. In onze Engelstalige gemeente Grace
Church, bijvoorbeeld, leert de ervaring dat vrijwel iedere Afrikaanse broeder
of zuster in ons midden in meer of mindere mate te maken heeft – of heeft gehad
– met witchcraft of demonische belasting. Ja, er worden ook dingen
gezegd die we wel degelijk als “bijgeloof” benoemen en door bijbels onderwijs
proberen te ontkrachten. Maar in het pastoraat komen we ook geregeld dingen
tegen die onmiskenbaar demonisch van aard zijn.
Machteloos
En wat doe je dan als kerk? Hoe ga je er
in je pastoraat mee om? Westerse zendelingen in Afrika hebben vaak gedacht dat
het volstond om naar Christus te verwijzen (en soms is dat nog steeds de
benadering van gereformeerde kerken). Afrikaanse bekeerlingen werden eenvoudigweg
opgeroepen om zich niet meer bezig te houden met de geestelijke wereld en in
plaats daarvan erop te vertrouwen dat je als christen veilig bent in Christus. Maar
dat is te simpel en het doet geen recht aan de ervaringen van Afrikaanse christenen,
benadrukt Omenyo bijvoorbeeld in een uitstekend artikel over de opkomst van de
charismatische kerken in Ghana.[3]
De geestelijke machten worden immers wel degelijk ervaren in het dagelijkse
leven. Van de nieuwe, christelijke religie werd – en wordt – verwacht dat ze
niet machteloos staat in die geestelijke strijd, maar actief bevrijding en bescherming
biedt.
De passieve opstelling van de
zendingskerken, en de afwezigheid van een bediening van bevrijding en genezing,
werkte in de hand dat Afrikanen het christelijke geloof lang zijn blijven zien
als een vreemde, westerse religie, die geen antwoorden had op de werkelijke
levensvragen van Afrikanen. Het
christelijke geloof bleef een “extra” – baat het niet dan schaadt het niet –
maar voor de werkelijke vragen en noden bleven Afrikaanse bekeerlingen
terugvallen op pre-christelijke oplossingen.
De passiviteit van de zendingskerken had
ook de opkomst – in de postkoloniale tijd - van de zogenaamde African Initiated
Churches (AIC’s) tot gevolg: kerken die wél wortelden in de Afrikaanse
belevingswereld, maar veelal doorschoten in syncretisme, met genezings- en
bevrijdingsrituelen die sterk vermengd waren met de pre-christelijke religies.[4]
Omenyo analyseert hoe de westerse zending
serieus werk maakte van de eerste drie niveaus van contextualisatie – gedrag,
waarden en overtuigingen – maar verzuimde om het vierde niveau te onderkennen:
de onderliggende wereldvisie. Het is de vraag, zegt Omenyo, in hoeverre een
wereldbeeld verandert bij het aannemen van een andere geloofsovertuiging. Het
valt in elk geval niet te verwachten dat Afrikanen die christen worden, een westers wereldbeeld overnemen. Zeker
niet als ze in het bijbelse wereldbeeld meer herkennen van hun eigen
wereldbeeld dan van het moderne westerse wereldbeeld. “Ik was verbijsterd”, zei
een Nigeriaans gemeentelid een paar jaar geleden tegen me, “toen ik ontdekte
dat Nederlandse christenen die zichzelf als bijbelgetrouw zien, geen geloof
hechten aan het bijbelse spreken over demonen en gebondenheid. Hoe kan het, dat
jullie meer geloof hechten aan niet-christelijke filosofen dan aan Gods Woord?”
Heil is heelheid
Dat Afrikaanse wereldbeeld omvat – in al
z’n diversiteit – een paar kernnoties, die theologen als Bediako en Omeyo
herkennen in het bijbelse wereldbeeld:
- · Er is een intrinsieke verbondenheid en onderlinge afhankelijkheid van al het leven op aarde, mens en natuur, als schepping van God.
- · De mensheid is niet autonoom, maar afhankelijk van andere machten. God is de voortdurende bron van leven en herstel van leven. Maar er zijn ook kwade machten die opstaan tegen dit leven, machten van ziekte, dood, chaos, onrecht en lijden.
- · Er is geen strikte scheiding tussen onze materiële werkelijkheid en de geestelijke werkelijkheid, geen dichotomie tussen een “natuurlijke” en een “bovennatuurlijke” wereld: het is één wereld. Of in de woorden van Bediako: één “sacramentele werkelijkheid”.
- · Een mens is niet alleen een spirituele ziel, maar ook een denkend brein, en een lichaam – en je bestaat niet als autonoom individu maar in relatie met anderen en met de geestelijke wereld. Ziel, geest, lichaam en relaties hangen altijd met elkaar samen. Ben je bijvoorbeeld ziek, dan heeft dat niet alleen te maken met je lichaam, maar het heeft ook spirituele, mentale en relationele dimensies. Dan ga je dus niet alleen naar een dokter, maar je gaat in elk geval ook op zoek naar mogelijke spirituele oorzaken en remedies.
In de Afrikaanse theologie klinkt
veelvuldig het verwijt dat de westerse theologie het heil van God te veel heeft
“vergeestelijkt”, alsof het alleen maar gaat om “eeuwig behoud voor de ziel”.
Maar het heil van God brengt herstel en genezing voor alle dimensies van het
leven. En de kerk is de plaats waar dit heil actief wordt bemiddeld. Dat verwachten
Afrikaanse christenen dus van hun kerk. [5]
Afwachten of het zich aandient?
Multiculturele kerken als ICF Amersfoort
kunnen niet om die vraag heen. Adequaat pastoraat mag niet voorbijgaan aan
geestelijke noden die sterk ervaren worden. Maar hoe actief moet je je dan
opstellen als het gaat om bevrijdingspastoraat? Kun je, eenvoudig gezegd, maar beter
wachten tot het zich aandient?
Enkele jaren geleden deed ik vanuit de
VU - onder begeleiding van dr. Sake
Stoppels - een onderzoek naar contextualisatie in een Engelstalige katholieke
parochie in Amsterdam-Zuidoost. De parochie bestaat tegenwoordig voor 80
procent uit niet-westerlingen, vooral Ghanezen en Nigerianen. Er gebeurt veel
aan praktisch pastoraat, door pastorale teams van zowel westerlingen als
Afrikanen. Je zou dus verwachten dat pastorale nood die te maken heeft met
demonie hier inderdaad vanzelf wel aan de orde komt. De uitkomst van het
onderzoek – zowel anonieme enquêtes als interviews – was echter verrassend. Er
bleek in het geheel geen bevrijdingspastoraat plaats te vinden, en álle
westerse pastoraal werkers gaven aan dat dit ook helemaal niet aan de orde was:
zulke pastorale problemen kwamen überhaupt niet voor in hun parochie. Tegelijk
gaven álle Afrikaanse pastoraal werkers aan: “Ja, veel Afrikaanse parochianen
worstelen met demonische gebondenheid en occultisme, maar ze zullen het niet
vertellen in de kerk”.
Zelfs in deze multiculturele parochie met
intensief pastoraat, komt de problematiek niet spontaan boven water, terwijl
veel parochianen er wel mee worstelen. Wil je als geloofsgemeenschap adequate
pastorale zorg bieden, dan zul je er dus specifieke aandacht aan moeten geven.
Vrijheid in Christus
In Grace Church doen we dit onder meer
door een jaarlijks gemeenteproject tussen Pasen en Pinksteren – “Freedom in
Christ”. In zes themadiensten én op de wekelijkse huiskringen gaan we dan
intensief in op de vrijheid die we mogen ontvangen in Christus, inclusief de
vrijheid van allerlei vormen van “gebondenheid”. De focus ligt niet op demonen,
laat staan “uitdrijving”, maar op onze nieuwe identiteit in Christus. Aan de
orde komen onder meer
- · omgaan met hoe je bent grootgebracht (zowel goede als minder goede dingen kunnen van generatie op generatie worden doorgegeven)
- · breken met niet-christelijke geloofsovertuigingen en praktijken
- · breken met zonde en het leren omgaan met de oorzaken van zondige patronen
- · vergeven van anderen en loskomen van verbittering.
Heel bewust benoemen we wel aspecten die
te maken kunnen hebben met witchcraft
of demonie, onder meer door voorbeelden aan te halen vanuit de Afrikaanse
context, zodat duidelijk is dat we hier weet van hebben en dat gemeenteleden
ermee terecht kunnen bij het pastorale team. Tegelijk integreren we het in een
breder pastoraal perspectief, waarbij de nadruk ligt op genade en identiteit in
Christus, op groei in discipelschap, en op vergeving en heling.
In de veilige setting van de huiskringen
komt enorm veel aan de orde, van opvoeding tot vloeken die zijn uitgesproken
over iemands leven, en van beschadigde emoties tot hardnekkige zonden. De
ervaring leert inmiddels dat vrijwel ieder Afrikaans gemeentelid in meer of
mindere mate te maken heeft - of heeft gehad - met occulte invloeden en met
angst hiervoor. Het mooie is dat de ervaring vooral ook leert dat bevrijding en
genezing inderdaad mogelijk zijn bij Jezus Christus – soms door vergeving, soms
door het breken met zondige gewoonten, en soms door het verbreken van
demonische bindingen en het wegsturen van een boze geest.
Wat we ook leren, is dat Nederlanders net
zo goed te maken hebben met geestelijke strijd en gebondenheid, ook al zijn de
vormen dan anders. Er is een toenemende openheid voor pre-christelijke of
oosterse spiritualiteit en transcendentale ervaringen. Ook komen we tieners tegen
die horrorfilms en occulte films kijken en daarna last hebben van angsten en
stemmen in hun hoofd. Daar waar mensen zich openen voor de geestelijke wereld
en Jezus niet als Heer hebben, neemt satan terrein in. Meer dan ooit zal de
kerk zich bewust moeten zijn van de roof die satan pleegt, en niet machteloos
te staan als mensen in nood bij ons aankloppen.
Als westerse gereformeerden staan we daar
vaak wat onwennig in. Wat is het dan goed om te beseffen dat we kunnen leren
van onze broers en zussen in Gods wereldwijde kerk. Het begint met het eerlijk
erkennen van de problematiek, om vervolgens met elkaar te zoeken naar bijbelse
en pastoraal zorgvuldige manieren om hiermee om te gaan – als actieve
bemiddeling van het heil dat we ontvangen in Christus: waar Hij komt moet de
macht van het kwade wijken.[6]
Published in: Opbouw Magazine, January 2014 (in a special edition on deliverance ministry)
[1]
Zie bijvoorbeeld Philip Jenkins, The Next
Christendom. The Coming of Global Christianity (New York, Oxford University
Press, 2007 – revised and expanded ed.), en het vervolg hierop, The New Faces of Christianity. Believing the
Bible in the Global South (New York: Oxford University Press, 2006); Amos Yong, The Spirit Poured Out on All Flesh. Pentecostalism and the Possibility
of Global Theology (Grand Rapids: Baker Academics, 2005); Michael Welker, God the Spirit (Minneapolis: Fortress
Press, 1994).
[2] Bijvoorbeeld Kwame Bediako,
‘African Theology as a Challenge for Western Theology’, in: Martien Brinkman en
Dirk van Keulen (eds), Christian identity
in cross-cultural perspective, Studies in Reformed theology, Volume 8
(Zoetermeer: Boekencentrum, 2003), 52-67.
[3] Cephas N. Omenyo, ‘Charismatic
Churches in Ghana and Contextualization’, Exchange 31, no. 3 (2002),
252–277.
[4]
Zie bijvoorbeeld Gerrie
ter Haar, Spirit of Africa: The healing ministry of Archbishop Milingo of
Zambia, (London: Hurst,
1992).
[5] Bijvoorbeeld Diane B. Stinton, Jesus of Africa. Voices of Contemporary
African Christology (Maryknoll: Orbis Books, 2004), en Gerrit Brand, Speaking of a Fabulous Ghost (Frankfurt:
Peter Lang, 2002).
[6] Zie ook Gijsbert van den Brink en
Kees van der Kooi, Christelijke dogmatiek
(Zoetermeer: Boekencentrum, 2012), 413-420.
No comments:
Post a Comment