Monday 23 October 2023

Gereformeerde theologie en het heil

De gereformeerde traditie heeft altijd de samenleving en schepping op het oog gehad. Maar in de verzoeningsleer lag de nadruk zo sterk op de (juridische) rechtvaardiging van de zondaar, dat “heil” vrijwel ging samenvallen met “rechtvaardiging” en eeuwige redding voor de ziel. De vernieuwing van het leven en van de schepping werd - in weerwil van het brede gereformeerde perspectief - secundair. Het werd veelal behandeld onder de noemer van een deugdzaam leven uit dankbaarheid, van de christelijke ethiek, en niet gerekend tot de kern van Gods heil,of anders gezegd: de substantie van het heil.

Een beknopte typologische schets (uit mijn thesis).


Redding van zondaren


Binnen gereformeerde theologie wordt het heil van God primair opgevat redding van zondaren door vergeving van zonden en verzoening met God. Hoewel meteen moet worden gezegd dat Calvijn met zijn notie van “tweevoudige genade” zowel de rechtvaardiging als de heiliging van zondaren benadrukte en daarmee ook de vernieuwing van het leven scherp in beeld had (Institutie, boek III). De calvinistische traditie heeft daarmee meer in handen dan de lutherse.
Vooral binnen het reformatorische en puriteinse piëtisme – denk in Nederland aan de Nadere Reformatie – gaat de aandacht sterk uit naar de ordo salutis in het eigen geestelijke leven, met nadruk op zondebesef en (voortgaande) bekering. Vooral het puriteinse piëtisme heeft ook steeds de concrete heiliging van het dagelijkse leven benadrukt, denk aan de opwekkingsbewegingen die grote nadruk legden op het breken met gokken en alcoholgebruik. Hierin klinkt het besef door dat Gods heil ook concrete uitwerking heeft in de sociale en politieke realiteit. Maar de kernvraag binnen het reformatorische en puriteinse piëtisme is: “Als Gods oordeel over de zonde aanbreekt, is mijn ziel dan gered voor de eeuwigheid?”[1]
Ook in de bredere gereformeerde traditie is er steeds de neiging geweest om het heil van God primair op te vatten als vergeving van zonden met oog op eeuwig behoud voor de ziel. Tegenover de rol van Kerk en sacramenten in vergeving en behoud in de katholieke traditie, benadrukte de Reformatie het sola fide - “rechtvaardiging door geloof alleen”. Dit kreeg in de gereformeerde traditie zo’n sterke nadruk, dat “heil” vrijwel samenviel met “rechtvaardiging”, stelt de Anglicaanse theoloog Alister McGrath vast.[2] De meeste gereformeerde soteriologieën behandelen vooral de rechtvaardigmaking door de toerekening van de rechtvaardigheid van Christus aan de zondaar: Christus droeg plaatsvervangend de straf op de zonde, opdat wij in Christus rechtvaardig voor God zouden staan (plaatsvervangende verzoening).

Juridische verzoeningsleer

In een omvangrijk artikel over de rechtvaardigmaking stelt de Lutherse theoloog Gerhard Sauter vast dat de theologie van de Reformatie vooral het taalveld van iustitia / iustificatio oppikte uit het Bijbelse taalgebruik (met name Paulus). De juridische verzoeningsleer speelde uiteraard al een rol in de westerse theologie, maar aangevuld met andere perspectieven op redding en verzoening. Met de Reformatie schoof de juridische verzoeningsleer naar het middelpunt. Gods heil kreeg sterk het karakter van (juridische) “rechtvaardiging”.[3] Sauter wijst erop dat die rechtvaardiging was bedoeld als een breed heilsbegrip: gelovigen krijgen in Christus deel aan Gods gerechtigheid voor henzelf en voor de hele schepping. In Christus mogen ze verwachten ook in het huidige leven al iets te ervaren van het nieuwe leven in God. Maar, concludeert Sauter, het geheel van de theologie komt onder de noemer van de rechtvaardiging te vallen. Hij citeert Luther: “The characteristic subject of theology is humanity, who is guilty of sin and condemned, and God who justifies and saves sinful humanity (deus iustificans et salvator - homo peccati reus ac perditus) Whatever is asked or discussed outside this subject in theology is a misconception and poison.”

Calvijn: Rechtvaardiging én heiliging

De calvinistische traditie heeft zoals gezegd meer in handen om recht te doen aan de omvattendheid van Gods heil die Sauter op het oog heeft. Het kloppende hart van Calvijns theologie is het besef dat gelovigen deel krijgen aan God zelf, doordat de Geest hen één maakt met Christus (unio mystica). De rijkdom van wat Calvijn hier aanreikt wordt de afgelopen jaren herontdekt en vruchtbaar gemaakt binnen de gereformeerde theologie en daarbuiten.[4] De notie van “tweevoudige genade” – de gelovige ontvangt in Christus niet alleen rechtvaardiging, maar ook heiliging – geeft grond aan de verwachting dat in het huidige leven daadwerkelijk iets mag worden ervaren van het nieuwe leven van Gods Koninkrijk en de overwinning op de machten die opstaan tégen het leven van God (zonde, kwaad). Heiliging omvat bij Calvijn ook de sociale en politieke dimensies van het leven, waardoor calvinistisch-gereformeerde theologie ook de betekenis van Gods heil voor het politiek-maatschappelijke leven op de radar heeft. De nadruk ligt hierbij op recht en vrede in de samenleving. Kortom, in de theologie van Calvijn ligt veel verscholen dat ontsloten en vruchtbaar gemaakt kan worden als het gaat om heil als heelheid voor de schepping, inclusief sociale en ecologische gerechtigheid. De notie van participatie in Christus door de Geest en de sleutelmetafoor van de perichorese konden hier wel eens bijzonder behulpzaam blijken te zijn.
Maar dan moet er nog wel iets gebeuren. De politieke en sociale dimensies van de heiliging worden in de gereformeerde theologie niet behandeld binnen de soteriologie, maar in de afgeleide rubriek van de christelijke ethiek. Sociale en ecologische gerechtigheid worden zo een kwestie van deugdzaam leven, maar dat ze behoren tot de substantie van het heil van God wordt niet herkend. Hoe je het ook wendt of keert, ze komen daarmee op het tweede plan.

Overigens, wat de substantie van het heil is, wordt verbazingwekkend genoeg zelden gedefinieerd in gereformeerde dogmatieken (in weerwil van Sauters claim dat rechtvaardiging bedoeld is als breed heilsbegrip). Zaakregisters omvatten begrippen als “heilsgeschiedenis” en “toe-eigening van het heil”, maar het kernbegrip “heil” zélf ontbreekt.[5] De inhoud van het begrip wordt verondersteld en de kennelijke lading is – gezien de focus en reikwijdte van de hoofdstukken over soteriologie - de “verzoening van zondaren door het plaatsvervangend sterven van Jezus Christus aan het kruis”.[6]

Theologisch belang

Het belang van de gereformeerde theologie – en het lijkt me goed om dit vast te houden - is dat het probleem van de menselijke zonde ernstig wordt genomen. De menselijke zonde is de kern van het probleem, niet de schepselmatige eindigheid of het lijden. De mens is niet alleen slachtoffer van de tragiek van het bestaan of de macht van het kwaad, maar is zelf dader en staat schuldig tegenover God. Door de zondeval van de mens is de hele schepping in de greep van het kwaad gekomen. De mens wordt “in zonde ontvangen en geboren”, zeggen de klassieke gereformeerde doopformulieren: al bij de geboorte is de mens aangelegd tot de zonde. Dat is de negatieve kant van het verhaal. De positieve kant is Gods liefde en vergeving.


[1] Bijvoorbeeld Wilhelmus á Brakel (1635-1711, De trappen van het geestelijk leven, en Bernardus Smytegelt (1665-1739, Het gekrookte riet. Zie ook: Joel R. Beeke, The Quest for Full Assurance. The Legacy of Calvin and his Successors (Edinburgh: The Banner of Truth, 1999).

[2] Alister McGrath, Iustitia Dei: A History of the Christian Doctrine of Justification from 1500 to the Present Day (Cambridge: Cambridge University Press, 1986).

[3] Gerhard Sauter, ‘God Creating Faith. The Doctrine of Justification From the Reformation to the Present’, Lutheran Quarterly, Vol. XI (1997), 17-102.

[4] Bijvoorbeeld Hans Burger, Being in Christ. A Biblical and Systematic Investigation in a Reformed Perspective

(Eugene: Wipf & Stock, 2009); Julie Canlis, Calvin’s Ladder. A Spiritual Theology of Ascent and Ascension (Grand

Rapids: Eerdmans, 2010); J. Todd Billings, Union with Christ. Reframing Theology and Ministry for the Church (Grand Rapids: Baker Academic, 2011). Eerder al: Kees van der Kooi, Als in een spiegel. God kennen volgens Calvijn en Barth (Kampen: Kok, 2002).

[5] Bijvoorbeeld J. van Genderen and W.H. Velema, Concise Reformed Dogmatics (Phillipsburg: Presbyterian &

Reformed Publishing Company, 2008); Hendrik Berkhof, Christian Faith: An Introduction to the Study of the Faith (Eerdmans, 1979); Louis Berkhof, Systematic Theology (Grand Rapids: Eerdmans Publishing, 1932); Herman Bavinck, Reformed Dogmatics (Grand Rapids: Baker Academics, 2008).

[6] De titel die de presbyteriaanse theoloog John McIntyre koos voor zijn soteriologie is veelzeggend: The Shape of Soteriology. Studies in the Doctrine of the Death of Christ (Edinburgh: T&T Clark, 1992). Soteriologie gaat wat hem betreft – en hij is geen uitzondering – over de betekenis van de kruisdood van Jezus Christus voor ons heil. Het leven en de bediening van Jezus schuiven naar het tweede plan en hebben geen soteriologische betekenis, behalve in zoverre ze toeleiden naar zijn lijden en sterven. Maar ook de opstanding, de hemelvaart, de uitstorting van de Geest en het werk van de Geest van Pinksteren tot aan de voleinding hebben zo geen soteriologische betekenis. Ter verdediging van McIntyre moet worden gezegd dat hij zegt te proberen recht te doen aan de verschillende verzoeningsmodellen die naar voren komen in het Bijbelse taalgebruik, maar tegelijk is zijn impliciete veronderstelling dat het heil “redding van zonden” is.

No comments:

Post a Comment