woensdag 15 oktober 2025

Uit het scriptorium: De vloek van maïs

 Een maand of acht nadat ik op kamers ging wonen, fietste ik de stad uit naar het dorp waar mijn
zus woonde en zag dat de maïs al kniehoog stond. Met een schok realiseerde ik me dat het me totaal was ontgaan: het zaaien, het opkomen, de gestage gedaantewisseling van het land. Na een leven op het ritme van de seizoenen, het maaien van het gras en het keren van het hooi, en dan het oogsten van de mais en na de maïskneuzers de akkers over om achtergebleven kolven te verzamelen, was ik een stadsmens geworden. Ik nam me stellig voor om nooit meer een jaar zo uit verbinding te zijn met de natuur. Dat mijn dierbare maïs een vloek was, daarvan had ik nog geen benul.

 
De Amerikaanse boerenzoon Wendell Berry trok in de jaren vijftig naar New York, werd docent Engels aan de universiteit, verkeerde in literaire kringen en werd alom beschouwd als aanstormend schrijftalent. Op het punt van doorbreken als schrijver, besloot hij in 1965 de stad achter zich te laten en terug te gaan naar zijn geboortegrond in Kentucky. Hij kocht 5 hectare land, op de hellingen waar zijn familie al vijf generaties boerde, en werd boer. Zijn vrienden in de literaire en academische wereld waren ontzet over zijn ‘intellectuele zelfmoord’. In zijn essay ‘A Native Hill’ (1968) schrijft hij:
 
“What freed me (…) was the insistence in what was happening to me that, far from being bored and diminished and obscured to myself by my life here, I had grown more alive and more conscious than I had ever been.”

 
Wendell Berry, inmiddels 91 maar nog altijd boer, schreef talloze essays, romans en dichtbundels en is sinds de jaren zestig een belangrijke stem als het gaat om ecologisch bewustzijn. Ruim dertig van zijn beste essays werden gebundeld in The World-Ending Fire (2017), geselecteerd en ingeleid door Paul Kingsnorth, dat ik deze maanden gefascineerd lees en herlees.

Zijn terugkeer naar Kentucky en het boerenleven, is dubbel. Hij is terug bij zijn wortels en alles resoneert diep in hem: het landschap, de streekcultuur, de herinneringen aan zijn voorgeslacht, het bewerken van de akkers in de regen en de zon. Tegelijk kan hij er als boer niet omheen: de generaties voor hem hebben het land compleet vernield. De Native Americans leefden duizenden jaren in diepe verbondenheid met het land en gingen er respectvol en verantwoordelijk mee om. De Europese kolonisten kwamen, verdreven met geweld de oorspronkelijke bewoners, ontgonnen het land al even gewelddadig, ploegden waar ze niet hadden moeten ploegen, en binnen enkele generaties was de grond verwoest en de biodiversiteit verdwenen. De vruchtbare toplaag van de bodem, die in 50.000 jaar werd gevormd, is nu weggespoeld.
 
“There appears to be a law that when creatures have reached the level of consciousness, as men have, they must become conscious of the creation; they must learn how they fit into it and what its needs are and what it requires of them, or else pay a terrible penalty: the spirit of the creation will go out of them, and they will become destructive; the very earth will depart from them and go where they cannot follow.” (The Native Hill, 1968)

Streekgranen

Op het land naast onze boerderij, woonden twee oude broers, Bertus en Gradus, die als kind nog hadden geholpen met het ontginnen van de woeste heidegronden die nu weilanden zijn. Eerst hadden ze schapen op het land lopen, later een paar koeien, roodbont IJsselvee, en ze verbouwden rogge, haver en tarwe. In mijn kindertijd, de jaren zeventig, hadden de meeste boeren in onze streek een stuk of twintig stuks melkvee, dat het grootste deel van het jaar buiten liep in weilanden vol kruiden en omzoomd door knotwilgen en boomwallen. Maar het graan werd in rap tempo vervangen door snijmaïs, dat als veevoer wordt gebruikt.
Het gevarieerde agrarische landschap veranderde langzaam maar zeker in een monocultuur van snijmais en raaigras, met steeds minder bomen en ook steeds minder vee. In heel Nederland verdwenen inheemse streekgranen als Veluws kruiprogge, zomergerst, Brabants zandboekweit en Aalter troshaver. Alles werd ingewisseld voor snijmais. In mijn geboortejaar, 1970, was er 6000 hectare snijmais. Nu is dat ruim 200.000 hectare. Liepen de koeien in mijn jeugd nog buiten, nu komt een op de drie koeien nooit meer buiten. Ze grazen niet en leven niet meer in een kudde, ze eten kuilvoer en krachtvoer, staan op stalmatten en 28 procent van de melkkoeien loopt daardoor kreupel.
 

Dood substraat

Dat het ooit gevarieerde landschap is overgenomen door snijmaïs, komt door de intensieve veehouderij en het binnenhouden van de 3,8 miljoen koeien (waarvan 1,7 miljoen melkkoeien, die gemiddeld na zes jaar worden geslacht terwijl ze 20 kunnen worden, en 2 miljoen vleeskoeien). Maar wat het ook heeft aangejaagd, is dat mais relatief goed tegen overbemesting kan. Daardoor is inmiddels meer dan de helft van de landbouwgronden fosfaatverzadigd, met grote gevolgen voor ecosystemen en biodiversiteit. Veel landbouwgrond is geen vruchtbare bodem vol leven meer, maar dood substraat dat veel nutriënten en bestrijdingsmiddelen nodig heeft om iets op te kunnen verbouwen. Voor een boer als Wendell Berry heeft dit niets meer met landbouw te maken, het is industriële productie van veevoer. Ondertussen word 93 procent van de granen die we in ons land gebruiken voor brood, bier en koekjes geïmporteerd vanuit het buitenland.
 

Verwoestend systeem

De agrarische context van Nederland is anders dan die van Kentucky. Maar het is hetzelfde verwoestende systeem dat niet alleen funest is voor de natuur, maar ook voor de streekcultuur én voor de boeren. In al zijn essays, decennialang, beschrijft Berry deze mechanismes met de nuchtere blik van een boer. Hij vertikt het om erin mee te gaan, en hij boert zijn leven lang op de traditionele wijze van zijn vader en grootvader. Het kán, zijn bedrijf groeide, maar het is bijna niet te doen vanwege het vermaledijde paradigma van “vrijhandel” en “economische groei”, waarbij de grote bedrijven en hun aandeelhouders rijk worden ten koste van de natuur, de boeren en gezond voedsel voor de mensen.
 
“The 'free trade,' which from the standpoint of the corporate economy brings 'unprecedented economic growth,' from the standpoint of the land and its local populations, and ultimately from the standpoint of the cities, is destruction and slavery. Without prosperous local economies, the people have no power and the land no voice.”(The Total Economy, 2000)

Leven met de schepping

Het ging scheef in de westerse cultuur, zegt Wendell Berry, toen we de natuur niet meer zagen als schepping van God, maar de natuur gingen behandelen als ons eigendom. We beheerden de natuur niet langer met respect en verantwoordelijkheid, maar gingen haar ongeremd exploiteren en naar onze hand zetten. We gingen “op” de aarde leven, in plaats van “met” de aarde. Zonder respect, zonder verwondering, zonder een houding van aanbidding van de Schepper.
We deden alsof wat “goed voor mij” is, ook goed voor de aarde en voor anderen is.
 
“We have been wrong. We must change our lives, so that it will be possible to live by the contrary assumption that what is good for the world will be good for us. And that requires that we make the effort to know the world and to learn what is good for it. We must learn to cooperate in its processes, and to yield to its limits.
But even more important, we must learn to acknowledge that the creation is full of mystery; we will never entirely understand it. We must abandon arrogance and stand in awe. We must recover the sense of the majesty of creation, and the ability to be worshipful in its presence. For I do not doubt that it is only on the condition of humility and reverence before the world that our species will be able to remain in it.” (A Native Hill, 1968)

 
Wendell Berry kende ik vooral van zijn nuchtere en tegelijk spirituele gedichten. Zijn essays zijn minstens even verpletterend in hun nuchtere maar vlijmscherpe wijsheid.


 
Bronnen Nederlandse cijfers: WUR, CBS en Ministerie van Landbouw.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.