donderdag 20 november 2025

Diepernatuurlijk. Charismatische vernieuwing als een aardse en lichamelijke spiritualiteit

Als charismatisch anglicaan wil ik pleiten voor een charismatische spiritualiteit die aards en lichamelijk
is. Die niet georiënteerd is op hogere sferen, maar met beide benen op de grond staat, midden in de realiteit van deze wereld en ons alledaagse leven. En die niet vergeestelijkt is, maar belichaamd.

Lees hier de lezing die ik hield op de studiedag rond Proeven en watertanden, aan de Theologische Universiteit Utrecht (27 oktober 2025).


We hebben onze spirituele zintuigen verwaarloosd

Wat me opvalt als ik in een protestantse kerk kom, is dat we vooral heel veel over God praten. Alsof God er zelf niet bij is.[1]

We zitten vrijwel de hele dienst op onze stoel, zingen over God en horen onderwijs over God. Ik ben amper tien jaar anglicaans, maar in zo’n protestantse kerkdienst realiseer ik me dat ik de sacramentele spiritualiteit van de eucharistie mis – de gemeenschap met Christus die werkelijk aanwezig is in hostie en wijn.

Ik mis de lichamelijkheid en de zintuiglijkheid van de anglicaanse en katholieke liturgie: het knielen, het staan, de geopende handen, het maken van het kruisteken, de gezamenlijk uitgesproken liturgische teksten, het klinken van de sacristiebel, de geur van wierook, de rituele handelingen met hun rijke beeldtaal, het proeven van hostie en wijn, de stilte waarin we ontvankelijk worden.

Waar het in al deze dingen om gaat, is het diepe besef dat we heilige grond betreden en in Gods tegenwoordigheid zijn: God zelf is hier aanwezig en werkzaam, God zelf wil ons ontmoeten, aanraken, aanspreken – op manieren die zintuigelijk en lichamelijk zijn, tastbaar en ervaarbaar.

Op een of andere manier zijn we het in de protestantse traditie moeilijk gaan vinden om Gods aanwezigheid en werkzaamheid te ervaren – en niet alleen in de eredienst.

Een paar jaar geleden hebben we hier aan de Theologische Universiteit een master Christelijke spiritualiteit opgezet, en we constateerden dat het lastig was om iets van een gereformeerde spiritualiteit op het spoor te komen. Zou het kunnen, zeiden we, dat de gereformeerde nadruk op het Woord, het verbale en het cognitieve, in de hand heeft gewerkt dat we onze spirituele zintuigen verwaarloosd hebben? En dat we de mystieke beleving verleerd zijn?

Het lijkt me eerlijk gezegd evident.

 

Moderniteit: het omsloten zelf en een ‘onttoverde’ wereld

Die schrale erfenis van de Reformatie staat natuurlijk in de bredere context van de moderniteit. In zijn klassieker A Secular Age (2007) vergelijkt de Canadese filosoof Charles Taylor het zelfbeeld van de moderne mens met dat van de mens in de Middeleeuwen.[2] Het zelf van de Middeleeuwse mens, zegt Taylor, was ‘poreus’: er bestond geen strikte scheiding tussen het zelf en de buitenwereld. Dit betekende ook dat de werking en invloed van geestelijke machten in de natuur, van de heilige Geest en van boze geesten, bespeurbaar werd geacht in het eigen innerlijke leven.

Met de moderniteit (en Taylor verbindt dit aan de Reformatie) werd dit poreuze zelf vervangen door een omsloten, afgebakend zelf, afgescheiden van de buitenwereld (the buffered self). Dit ging gepaard aan een seculariseringsproces. De schepping werd niet langer gezien als vol van God en geestelijke machten. De wereld werd, aldus Max Weber, “onttoverd”. Misschien kunnen we beter zeggen dat de wereld "ontheiligd" werd.

Het zelfbeeld van de moderniteit was de mens als redelijk wezen. De cognitie werd gezien als de ware bron van kennis en als hoogste instantie (cogito ergo sum, René Descartes). En die rationele mens leefde in een wereld die was ontdaan van haar spirituele dimensies.

Die hoge zetel voor de cognitie sloot, laten we eerlijk zijn, wonderlijk goed aan bij de moeizame verhouding die het christendom al sinds het neoplatonisme heeft met het lichaam en zijn zintuigen, begeerten en driften. Zet het lichaam niet aan tot zonde? Hebben we onze emoties en lichamelijke sensaties niet te wantrouwen?

 

 

Pentecostale beweging: herwaardering voor het lichamelijke

En dan komt, aan het begin van de 20e eeuw, de Pinksterbeweging op. Daar gebeurt iets interessants en iets paradoxaals.[3] Aan de ene kant zien we een enorme herwaardering van het lichamelijke.

Lichamelijke ervaringen spelen een belangrijke rol in de pentecostale spiritualiteit. Gods Geest kan heel fysiek worden ervaren in tinteling, in een warme gloed, in het vallen van de Geest. Emoties, gevoelens doen ertoe. Ons lichaam, onze affecten, onze zintuigen worden zo een vindplaats van God.

En ook het heil van God is niet langer meer alleen maar geestelijk, redding voor de ziel, maar het raakt volop aan het lichamelijke bestaan. Bijvoorbeeld in genezing en bevrijding. De Pinksterbeweging spreekt dan over het volle evangelie, de full gospel. Het heil van God is belichaamd heil.[4]

Tegelijk zien we in de pinksterbeweging een sterk dualisme, een tegenstelling zelfs, tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke. De aanwezigheid en de werkzaamheid van Gods Geest wordt geduid als iets bovennatuurlijks. De Geest is niet in de schepping werkzaam als Gods immanente aanwezigheid en werkzaamheid, maar ze breekt van buitenaf in op de schepping.

Dat zien we sterk terug in het neo-pentecostalisme van onze tijd.[5] We zien daar een hoge waardering voor het aardse, materiële bestaan, met grote nadruk op lichamelijke genezing en helaas vaak ook op materiële voorspoed en een succesvol leven.

En tegelijk zien we ook hier een spiritualiteit die sterk is gericht op het bovennatuurlijke. Er woedt gesproken over een ‘bovennatuurlijke levensstijl’ (supernatural lifestyle). “We moeten ons niet richten op het natuurlijke, maar op het bovennatuurlijke”, wordt dan gezegd. De geestelijke werkelijkheid (je hebt genezing ontvangen!), dat is de echte werkelijkheid. En wat we waarnemen (symptomen van ziekte), dat niet.[6]

Dit dualisme voedt een spiritualiteit die losgezongen is van de aardse realiteit, onze gebroken werkelijkheid. Waarbij je dan je dagelijkse werkelijkheid en je gebroken bestaan overschreeuwt met woorden van geloof, zoals in dit (op zich prachtige) lied van Bethel Worship:

 

“I’m gonna sing louder and louder. Louder than the enemy, louder than my unbelief.” (Raise a Hallelujah)

 

Het leidt maar al snel tot een eenzijdig overwinningsgeloof, waarin geen ruimte is voor pijn en lijden, voor ervaringen van de verborgenheid van God.

En bovendien: de ervaring van God wordt beperkt tot bijzondere ervaringen, bijvoorbeeld in aanbiddingsdiensten en op genezingsconferenties. Alsof het gewone leven en de samenleving, niet het werkveld zijn van de heilige Geest en God daar niet of veel minder te vinden is.

 

Pleidooi voor een aardse en lichamelijke spiritualiteit

Als charismatisch anglicaan wil ik pleiten voor een charismatische spiritualiteit die juist aards en lichamelijk is.[7] Die niet georiënteerd is op hogere sferen, maar met beide benen op de grond staat, midden in de realiteit van deze wereld en ons alledaagse leven. En die niet vergeestelijkt is, maar belichaamd.

God schiep ons niet voor een geestelijk bestaan in de hemel, maar voor een belichaamd bestaan op aarde. Wij behoren tot de aarde – we zijn adamah. Dat betekent dat ons lichaam ertoe doet, ook voor de eeuwigheid. Het heil van God omvat ons lichamelijke en aardse bestaan.

Het betekent ook dat we lichamelijke wezens zijn, zo zitten we in elkaar, zo werken we. Onze spirituele ervaringen zijn per definitie lichamelijke ervaringen. Alles wat we ervaren van God, ervaren we in ons lichaam.

Ik denk wel dat er theologisch dan nog wat werk aan de winkel is.

 

Charismatische vernieuwing en genezing 

Het is behulpzaam om eens terug te blikken op de charismatische vernieuwing in Nederland, zoals die vorm kreeg vanaf de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Hoe werd daar gekeken naar de verhouding tussen het schepselmatige, lichamelijke bestaan en ervaringen van het heil van God?

Ik doe dat – heel beknopt - aan de hand van een voor de hand liggend thema binnen de charismatische vernieuwing, namelijk genezing, en drie theologen die toonaangevend zijn geweest binnen de Charismatische Werkgemeenschap Nederland (CWN)[8]: Karel Kraan (1912-1982)[9], Martien Parmentier (1947-2021)[10] en Jan Veenhof (1934-2024).[11]

 

Karel Kraan

Ten eerste Kraan. Je zou kunnen zeggen dat hij een tamelijk negatieve kijk had op de schepping. De schepping, dat zijn vooral de chaosmachten. Hier woedt het kwaad: de machten die opstaan tegen het leven, er heerst wanorde, het leven valt er steeds uiteen.

Daar tegenover staat het Koninkrijk van God. Genezing en heelheid behoren tot het heil van het Koninkrijk, dat vanuit de toekomst inbreekt op onze werkelijkheid. God bevrijdt mensen uit de machten van de chaos, Hij brengt orde en heelheid, als tekenen van zijn toekomst.

Genezing is dus eschatologisch heil: het komt vanuit Gods toekomst op ons toe. Het is het bijzondere werk van de Geest van God - misschien niet zozeer “bovennatuurlijk” als wel: “vanuit de toekomst”, maar in elk geval: van buitenaf.

 

Martien Parmentier

Parmentier neemt een bijna tegengestelde positie in. Genezing en heelmaking komen niet “van buitenaf” maar juist “van binnenuit”. Hij noemt dit het “hagedis-principe”: zoals de staart van een hagedis kan afvallen en er dan nieuwe staart aangroeit, zo liggen er in de hele schepping regeneratieve vermogens verscholen.[12]

Parmentier heeft dus een hele positieve kijk op de schepping. Die zit vol potentieel voor genezing en heelheid. Het gaat volgens hem niet om een transcendente kracht, maar om een “genezende kracht die God in zijn schepping heeft gelegd.” Het is een schepselmatig vermogen.

 

Die genezende kracht kan door mensen geactiveerd worden, bijvoorbeeld in gebed. God is daar zelf niet actief bij betrokken. Genezende krachten zijn geen “directe eigenschap of manifestatie van God zelf.”[13]

Hetzelfde geldt voor de charismata. Daarbij gaat het, meent Parmentier, om “gaven die schepselmatig in ons menszijn verankerd liggen”. Het zijn geen gaven die mensen “van buitenaf” ontvangen. Het zijn menselijke vermogens, die “door Gods genade kunnen worden aangescherpt tot charismata.”[14]

 

Jan Veenhof

Jan Veenhof zegt: het is beide. Er ligt inderdaad een geweldig potentieel in de schepping, en genezing en charismata horen inderdaad bij de schepping, maar dan wel vooral bij de toekomstige schepping. De schepping is nog onderweg naar haar voleinding.

Als we nu al genezing en heelheid zien op ons gebed, zegt Veenhof, dan is dat een proleptische “doorbraak van die heilrijke toekomst in onze huidig werkelijkheid”[15] En dat gaat niet buiten God om, het is juist bij uitstek het werk van de heilige Geest.[16]

 

Mijn positie ligt dicht bij die van Veenhof. Ik heb de afgelopen vijfentwintig jaar veel geleerd van Parmentier en ben gaandeweg gaan ontdekken dat genezing - maar ook allerlei gaven - veel te maken hebben met het energetische in de schepping. Maar Parmentier koppelt dat naar mijn zin te veel los van de actieve, persoonlijke betrokkenheid van God.

Veenhof identificeert in het energetische krachtenveld in de schepping terecht ook de heilige Geest als actor. De Geest is de energie die leven geeft (energemata), die relatie sticht, die verbindt en heel maakt, en die de schepping tot voleinding brengt.

Ik benadruk sterker dan Veenhof dat de Geest niet alleen die energie in de schepping is – de ruach, de levensadem van God – maar ook de derde persoon in de triniteit. De Geest is niet zomaar een energie of een weldadige kracht in de schepping, ze is actief en persoonlijk betrokken op ons bestaan en op de hele schepping.

De Geest is immanent en transcendent, energie en persoon.

 

Deep Pneumatology

Terug naar de protestante spiritualiteit en Charles Taylor. Als we weer willen ervaren dat God aanwezig en werkzaam is in ons bestaan, dan zullen we moeten herontdekken hoed e wereld vol is van God.

In mijn promotieonderzoek probeer ik dit wat fundamenteler te doordenken. Wat volgens mij nodig is om het volle gewicht te kunnen geven aan een aardse en lichamelijke spiritualiteit, is een aangescherpte pneumatologie, die wezenlijk meer ‘aards’ is. Wat ik voorstel in mijn dissertatie, is een Deep Pneumatology (een term die ik ontleen aan de Ierse katholieke theoloog Dermot Lane[17]).

Een Deep Pneumatology maakt inzichtelijk hoe de Geest van God diep aanwezig en werkzaam is in de schepping, in het tastbare, belichaamde bestaan – in alles wat leeft en alles wat bestaat. In navolging van oosters-orthodoxe theologie zeg ik: alles bestaat in God, God is in alles. Metropoliet Kalistos Ware zegt: “Als christenen belijden we geen pantheïsme, maar wel panentheïsme.”[18]

Een Deep Pneumatology geeft woorden aan onze ervaringen van het heilige in de schepping. De schepping – inclusief ons eigen lichaam - is vindplaats van God.

Zo’n Deep Pneumatology kan de trekken krijgen van een pneumatheologie, waarin de Geest te veel los wordt gezien van de Vader en de Zoon of zelfs gezien wordt als een onpersoonlijke, universele energie in de kosmos die niet langer geïdentificeerd wordt als de God van de Bijbel. Mijn benadering is juist trinitarisch. De Geest is onlosmakelijk verbonden met de Vader en de Zoon, en de Geest is zowel energie als persoon. Je zou dat een Third Article Theology kunnen noemen: een systematische theologie die haar vertrekpunt neemt in het derde artikel van de apostolische geloofsbelijdenis (‘Ik geloof in de heilige Geest’) en nadrukkelijk trinitarisch is.[19]

Mijn ontwerp van een Deep Pneumatology verbindt de werkzaamheid van de Geest nauw aan de schepping (je zou kunnen zeggen: als immanente transcendentie, of transcendente immanentie), terwijl het tegelijk fundamenteel eschatologisch is. Scheppingsleer en eschatologie zijn geen aparte loci, maar hangen principieel samen.

·        De Geest, die de Geest is van het ontstaan van de kosmos maar ook de eschatologische Geest van de toekomst, werkt in de schepping (niet van buitenaf, maar van binnenuit) en trekt de schepping haar toekomst binnen.

·        Ze tilt ons dus ook niet op ‘uit’ de schepping, maar brengt ons – met de hele schepping – tot vervulling. Ze ‘vergeestelijkt’ ons niet, maar bevestigt juist onze schepselmatigheid en ons belichaamde bestaan.

De Geest, zou je kunnen zeggen, maakt de schepping tot schepping. Door de Geest wordt de schepping voluit schepping zoals God haar heeft bedoeld. Als we de werking van de Geest bestempelen als ‘bovennatuurlijk’ zet ons dit al snel op het verkeerde been. We kunnen beter spreken van een ‘diepernatuurlijke’ werking: in de schepping, door de schepping, en gericht op de vervulling van de schepping en het belichaamde bestaan: de schepping wordt ware schepping.

 

Diepernatuurlijk

Wat betekent dit nou voor charismatische vernieuwing?

Nou, bijvoorbeeld dit. Als het gaat om tekenen en wonderen of bijzondere krachten van de Geest, dan moeten we niet denken in een schema van ‘natuurlijk’ en ‘bovennatuurlijk’, maar liever vanuit schepping - vervulde schepping.

Wonderen zijn – over het algemeen - niet zozeer bovennatuurlijk, maar diepernatuurlijk. De schepping en haar natuurwetten worden doorgaans niet buiten spel gezet. In een wonder zien we juist iets van de ware aard van de schepping, die meestal nog verborgen blijft. We zien wat ze zijn zal in haar vervulling en voleinding. We zien de diepere natuur.

Dit helpt begrijpen waarom we sommige wonderen veelvuldig zien, en andere soorten wonderen niet of nauwelijks. Wat we mogen verwachten, zijn wonderen die nu al de ware aard van de schepping laten zien: die haar laten doen wat ze zal doen op de nieuwe aarde. Denk aan wonderen van genezing waarin het lichaam weer doet wat het behoort te doen, of waar het genezend vermogen van ons lichaam en onze psyche in bijzondere mate worden vrijgespeeld door de Geest. De schepping wordt hier bevestigd. Wonderen die juist buiten de natuur van de schepping omgaan – denk aan wonderen die indruisen tegen natuurwetten, zoals lopen op water - behoren niet tot de “core business” van de Geest. Ik zeg niet dat Gods Geest ze niet geeft, maar ze zijn uitzonderlijk en liggen niet in de lijn van de verwachting. Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat we genezingen zien van scoliose, van kanker, van blindheid en verlamming, maar dat een geamputeerd been niet aangroeit.

 

De Geest werkt in ons alledaagse en gebroken bestaan

Als de Geest dus bij uitstek werkzaam is in de schepping en door de schepping, en het haar missie is om de schepping tot vervulling te brengen, dan is dat dus waar we de Geest moeten zoeken – in de onaffe, gebrekkige schepping. De Geest is niet bij uitstek vindbaar in hogere sferen, maar juist in ons alledaagse bestaan, in alle gebrokenheid en weerbarstigheid.

En dan is het veel te simpel om te zeggen dat we de Geest bij uitstek ervaren in wonderen van genezing en in ervaringen van Gods toekomst. En dat onbeantwoorde gebeden, of ervaringen van geestelijke dorheid, of het uitblijven van genezing en herstel, het “nog niet” van het Koninkrijk zijn.[20] Juist in de verborgenheid en het lijden kan Gods Geest krachtig werkzaam zijn en is het Koninkrijk van God nabij.

Ik ga daar nu niet verder op in (ik verwijs graag naar een eerdere lezing, ‘Een charismatische kruistheologie: Zuchten en lijden met Gods Geest’[21], en naar de betreffende passages in Proeven en watertanden). Maar charismatische theologie zou wat mij betreft in de eerste plaats een theologie van het lijden moeten zijn.[22] We leven in de tussentijd van het Koninkrijk, waarin het Koninkrijk daadwerkelijk is begonnen, maar waarin de schepping tegelijk nog de oude schepping is – we leven in een gebroken schepping, die vergankelijk is en ‘zucht als in barensnood’ (Romeinen 8). In die barensnood is het de heilige Geest die met ons en met de hele schepping mee zucht en meelijdt. De Geest is aanwezig in ons lijden en zuchten.

Ik pleit in het boek dan ook voor een charismatische kruistheologie. De Geest laat ons delen in Christus, maar dan niet alleen in zijn opstanding (de overwinning), maar ook in zijn lijden, in zijn sterven, in zijn hemelvaart (die ook duidt op de verborgenheid en het uitstel van het Koninkrijk). Dan moeten we zeggen: geestelijk zijn we opgestaan met Christus. Maar ons lichamelijke bestaan behoort nog tot de oude schepping. Onze lichamelijke opstanding ligt nog in de toekomst. Ons lichamelijke bestaan is nog kruisvormig: het deelt in de overwinning en is tegelijk nog vergankelijk, gebrekkig en gebroken.

 

Onze spirituele zintuigen oefenen

Als we weer willen ervaren dat God aanwezig en werkzaam is in ons bestaan, dan zullen we ook weer ‘poreuze’ mensen moeten worden (Taylor): mensen die ontvankelijk zijn voor het spirituele in ons schepselmatige, belichaamde bestaan, en die dit ook opmerken. Dan zullen we onze spirituele zintuigen dus moeten herontdekken en activeren.

Als Gods Geest in ons werkzaam is – bijvoorbeeld als God tot ons spreekt en ons wil leiden – dan is dat meestal niet , om het barthiaans te zeggen, “senkrecht von oben”. Het is doorgaans geen spectaculaire ervaring die onmiskenbaar van God. God spreekt in ons binnenste, als “zachte stille stem”, benadrukt Dallas Willard terecht.[23] Het vergt intentionele opmerkzaamheid en aandachtige verwachting om dit te herkennen en te erkennen als de werking van de Geest.[24]

In die werking van de Geest worden wijzelf niet uitgeschakeld, maar juist ingeschakeld. Het gaat niet buiten ons om – buiten onze zintuigen, onze ervaringen, onze gedachten en intuïties, onze eigen vermogens. Onze zintuigen, ervaringen, gedachten, intuïties en vermogens worden juist aangezet en aangescherpt door de Geest. Soms zeggen we, wanneer we een indruk, beeld of woord delen dat mogelijk van God is, een beetje schuchter dat we niet goed weten in hoeverre het van God of gewoon iets van onszelf. En ja, het is goed om hierin bescheiden en zorgvuldig te zijn. En tegelijk: het is dus geen zwaktebod, maar precies zoals God het heeft bedoeld. De Geest betrekt ons en maakt ons tot schepselen zoals we zijn bedoeld. Als we meewerken met God, als zijn medewerkers (sunergoi theou, 1 Korintiërs 12:12-27), dat is dat een ‘synergie’ van onze vermogens en de werking van God in ons en door ons.[25]

In die vertrouwelijke omgang spreekt God niet alleen ons hoofd aan, maar ons hele wezen: ons lichaam en alle zintuigen, onze affecties en emoties, onze gedachten en gevoelens, alles doet mee.[26] Wat nemen we waar – wat voelen we, ruiken we, horen we, zien we, proeven we? Welke emoties worden aangeraakt, welke energie voelen we in ons lijf? Hoe is God hierin aanwezig? Je zou kunnen zeggen: ons lichaam en onze zintuigen zijn een antenne en klankkast voor de heilige Geest.

Een rijkere liturgie waarin alle zintuigen worden aangezet helpt daar dus ook bij – knielen, wierook, iconen. Maar we kunnen ook putten uit diepe bronnen in de christelijke spirituele tradities. Die spirituele tradities reiken een enorme rijkdom aan geestelijke oefeningen aan, die ons kunnen helpen om te groeien in een vertrouwelijke omgang met God en een opmerkzaam leven, maar ook in het onderscheiden: hoe is God hierin aanwezig?[27] In Proeven en watertanden noem ik onder meer de lectio divina (geïnspireerde lezing), maar ook de visio divina (geïnspireerd zien), de lectio vitae (geïnspireerd ‘lezen’ van het leven), de cogitatio divina (geïnspireerde denken) en de affectatio divina (geïnspireerde affecten). Het zijn geestelijke oefeningen die ons doen groeien in een volwassen spiritualiteit.

 

Charismatische vernieuwing is wat mij betreft in de eerste plaats een vorm van aandachtig leven - geaard, in verbinding met ons lichaam als klankkast van de Geest - waarbij we zijn afgestemd op Gods aanwezigheid en werkzaamheid. Het is een voortdurend oefenen in het leven van de toekomst. In de alledaagse omgang met God, midden in ons gebroken bestaan, wil de Geest ons laten ontdekken wat het betekent om voluit mens te zijn. Dan leven we niet bovennatuurlijk, maar diepernatuurlijk.

 

 



[1] Zie ook: Ronald Westerbeek, ‘Groeien in opmerkzaam leven’, in: OnderWeg, 11:8 (2025).

[2] Charles Taylor, A Secular Age (Cambridge: Harvard University Press, 2007), o.a. 5, 25-26. Ook: Taylor, Sources of the Self (Cambridge: Harvard University Press, 1989).

[3] Ronald Westerbeek, Proeven en watertanden. Aanzetten tot charismatische vernieuwing (Utrecht: KokBoekencentrum, 2025), 43-52.

[4] Miroslav Volf, ‘Materiality of salvation: an investigation in the soteriologies of liberation and pentecostal theologies’, Journal of Ecumenical Studies, 26:3 (1989).

[5] Westerbeek, Proeven en watertanden, 78-90.

[6] Westerbeek, Proeven en watertanden, 130-149.

[7] Westerbeek, Proeven en watertanden, 13, 129.

[8] Westerbeek, Proeven en watertanden, 54-57. Zie ook: Siebe M. Roozenboom, Naar een bestaan volkomen, proefschrift aan de Vrije Universiteit (2007), 14-50, 74-110, 126-144. Over Kraan en Parmentier ook: Harmen U. de Vries, Om heil en genezing te vinden. De dienst der genezing en zijn plaats in instellingen van gezondheidszorg, proefschrift aan de Vrije Universiteit (Kampen: Kok 2006), 130-165.

[9] Ik noem hier twee invloedrijke titels. Karel J. Kraan, Opdat u genezing ontvangt. Handboek voor de dienst der genezing (Hoornaar: Gideon, 1973) en Genezing en bevrijding, 3 delen (Kampen: Kok, 1983-1986).

[10] O.a. Martien Parmentier, Heil maakt heel. De bediening tot genezing (Zoetermeer: Meinema, 1997). Zie ook: Kees van der Kooi, Peter-Ben Smit en Liuwe Westra (red.), Vele gaven, één Geest. Meedenken met Martien Parmentier op het gebied van de oecumenica, patristiek en theologie van de charismatische vernieuwing (Gorinchem: Ekklesia, 2012).

[11] O.a. Jan Veenhof, De kracht die hemel en aarde verbindt. De identiteit van de Geest van God als relatiestichter (Zoetermeer: Boekencentrum, 2017). Zie ook: Vrij gereformeerd. Verzamelde artikelen, bezorgd door Dirk van Keulen, Kees van der Kooi, Aad van Egmond en Martien Brinkman (Kampen: Kok, 2005).

[12] Parmentier, Heil maakt heel, 40-42.

[13] Parmentier, Heil maakt heel, 64-65.

[14] Parmentier, Heil maakt heel, 63.

[15] Veenhof, De kracht die hemel en aarde verbindt, 203. Zie ook: Jan Veenhof, ‘Heil en heling’, in: Gerben Heitink en Jan Veenhof (red.), Heil, heling, gezondheid (Den Haag: Meinema, 1990), 11-25.

[16] Veenhof, De kracht die hemel en aarde verbindt, 122, 182-183.

[17] Dermot A. Lane, Theology and Ecology in Dialogue: The Wisdom of Laudato Si’ (Dublin: Messenger Publications, 2020).

[18] Kallistos Ware, De weg van Christus. Leer en leven van de orthodoxe kerk (Brugge: Uitgeverij Tabor, 1982), 54.

[19] Myk Habets (red.), Third Article Theology. A Pneumatological Dogmatics (Minneapolis: Fortress Press, 2016). Deze bundel bevat bijdragen van onder meer David Coffey, Frank D. Macchia, Raniero Cantalamessa, Amos Yong, Veli-Matti Kärkkäinen en Kees van der Kooi.

[20] Westerbeek, Proeven en watertanden, 13, 198-202.

[21] Gehouden op een bezinningsdag van het Evangelisch College, 21 juni 2025; gepubliceerd op Theologie.nl en op mijn blog: https://ronaldwesterbeek7.blogspot.com/2025/08/een-charismatische-kruistheologie.html).

[22] Westerbeek, Proeven en watertanden, 123-125.

[23] Dallas Willard, Hearing God. Developing a Conversational Relationship with God (Downers Grove: IVP Books, 2012, herziene en uitgebreide uitgave), 20. Wat mij betreft is dit nog altijd een van de beste boeken over de vertrouwelijke omgang met God en het leren verstaan van zijn stem. Een eerdere editie werd vertaald in het Nederlands: God verstaan. Groeien in vertrouwelijke omgang met God (Amersfoort: Inside Out Publishers, 2004).

[24] Westerbeek, Proeven en watertanden, 186-188.

[25] Westerbeek, Proeven en watertanden, 150-151.

[26] Westerbeek, Proeven en watertanden, 188-191.

[27] Westerbeek, Proeven en watertanden, 193-198.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.