Monday, 23 October 2023

Evangelische theologie en het heil

Dwight L. Moody
Ook in de evangelische heilsleer ligt de nadruk op de - juridische - rechtvaardiging van de zondaar. In
grote delen van de evangelische beweging is (sinds Lausanne 1974) ruime aandacht voor sociale en ecologische gerechtigheid, maar vaak is nog de vrees dat dit afleidt van wat de eigenlijke kern van Gods heil zou zijn: redding voor de ziel.

Een beknopte typologie (ontleend aan mijn thesis).



Over de soteriologie van de moderne evangelische beweging, die na de Tweede Wereldoorlog sterk opkwam in de Verenigde Staten en Europa, kan in hoofdlijnen hetzelfde worden gezegd als over de gereformeerde soteriologie. De invulling die de Reformatie gaf aan het heil (verzoening van zondaren door het plaatsvervangend sterven van Jezus Christus aan het kruis), zegt David Wells, “has flowed into evangelical theology”.[1] De kern van het heil is rechtvaardiging, begrepen vanuit een vrij stevige – puriteins geïnspireerde - juridische verzoeningsleer: Jezus stierf voor onze zonden aan het kruis, in onze plaats droeg Hij Gods toorn over de zonde, en zijn rechtvaardigheid wordt toegerekend aan wie gelooft in Hem.[2] De nuances in de anselmiaanse verzoeningsleer gaan verloren, vooral in Amerikaanse evangelische theologie. Ook de calvinistische noties van de politieke en sociale dimensies van Gods heil raken veelal uit zicht, mede onder invloed van anabaptistische theologie. De evangelische beweging die vanaf de jaren vijftig opkwam, was soms sterk sociaal geëngageerd, maar vanuit de christelijke ethiek (barmhartigheid) niet vanuit de soteriologie (gerechtigheid).[3]

Gekleurd door evangelisatie en zending

De Britse historicus David Bebbington reikte een definitie van evangelisch christendom aan, die nog altijd goed bruikbaar is. Hij onderscheidt vier hoofdkenmerken:

  • Conversionism: nadruk op het belang van persoonlijke bekering tot Jezus
  • Biblicism (nadruk op het gezag van de Bijbel als Gods geïnspireerde en onfeilbare Woord)
  • Crucicentrism (focus op het verzoenend sterven van Jezus aan het kruis, doorgaans opgevat als plaatsvervangend dragen van Gods straf op de zonde)
  • Activism (sterke gerichtheid op evangelisatie en wereldzending).[4]

Evangelische theologie is in verregaande mate gevormd door de focus van de evangelische beweging op evangelisatie en wereldwijde zending. De evangelische soteriologie (“redding van Gods oordeel over de zonde”) gaf aanleiding tot een prominente missiologie (“iedereen moet de kans krijgen zijn leven aan Jezus te geven en redding te ontvangen”), die op haar beurt lange tijd bepalend was voor de soteriologie (“heil is alleen: eeuwig behoud voor zielen”). Typerend is het veelgebruikte beeld van het redden van mensen van een zinkend schip, zoals de bekende evangelist Dwight L. Moody (1837-1899) dit vertelde: “I look upon this world as wrecked vessel. God has given me a lifeboat and said, ‘Moody, save all you can.’” De passagiers (bekeerlingen) worden gered van het zinkende schip (de schepping die vergaat in Gods oordeel) via een reddingslijn (Jezus) en in veiligheid gebracht (de hemel). Voor het schip zelf is geen enkele hoop en de eeuwige bestemming voor de geredde zielen is in de hemel.[5]

Integral mission

Vanwege de focus op evangelisatie en persoonlijke bekering waren prominente evangelische leiders en theologen lange tijd fel gekant tegen “integral mission”, waarbij missie niet alleen de verkondiging van Jezus omvat maar ook het opkomen voor sociale en ecologische gerechtigheid. Zulk “horizontalisme” zou afleiden van evangelisatie, was de vrees. Barmhartigheid werd belangrijk gevonden, maar in het licht van de eeuwigheid had het redden van zielen de prioriteit boven het verbeteren van een wereld die toch verloren gaat. In conservatieve delen van de evangelische beweging is dit nog steeds de overtuiging.[6] Maar de Lausanne Beweging, die oproept tot “holistic mission” en evangelisatie ziet als één aspect van de bredere missie van de Kerk, vormt een inmiddels breed gedragen uitzondering. Die brede missie van de Kerk vloeit voort uit de omvattendheid van “Gods plan voor verzoening” (Lausanne Covenant, 1974). Toewijding aan sociale gerechtigheid en vrede is onlosmakelijk verbonden met evangelisatie, “for good news and good works are inseperable” (Manilla Manifesto, 1989).

De verwijzing naar de “missie van de Kerk” en “Gods plan voor verzoening” wekt de indruk dat het heil van God inderdaad breder wordt opgevat, maar voor het grootste deel van de evangelische beweging (ook binnen de Lausanne Beweging) geldt dat het “opkomen voor gerechtigheid en menselijke waardigheid” weliswaar wordt gezien als onderdeel van de missie van de Kerk, maar dat de essentie van het heil wordt gezien als “redding van zondaren”.[7]

Vergeving van zonden als de kern van het heil

Om dezelfde reden hebben evangelische leiders en theologen zich vaak scherp uitgesproken tegen pentecostale genezingsdiensten en de zogenaamde “power evangelism” van de derde golf van charismatische vernieuwing (evangelisatie door “tekenen en wonderen”). In het beste geval leidt de aandacht voor genezing alleen maar af van waar het werkelijk om gaat: vergeving van zonden (maar veel evangelicals in de Verenigde Staten zijn streeptheologen en geloven niet in “tekenen en wonderen” in de kerk van nu, waarmee de pentecostale en charismatische genezingsbedieningen “bedrog” zijn).[8]

De evangelische focus op evangelisatie en zending lijkt zo te leiden tot een smallere opvatting van Gods heil dan evangelische theologie zou kunnen doen, geworteld als ze is in de theologie van de Reformatie.

Theologisch belang

Het theologische belang van de evangelische traditie – en ook dit lijkt me goed om vast te houden - is de uniciteit van Jezus Christus en de nadruk op persoonlijke bekering: het aannamen van Jezus Christus als Heer en Verlosser en het vernieuwd worden naar zijn beeld (heiliging).



[1] David F. Wells, ‘Evangelical Theology’, in: David F. Ford and Rachel Muers (ed.), The Modern Theologians. An Introduction to Christian Theology Since 1918 (Oxford: Blackwell Publishing, 2005), 608-621.

[2] Zie bijvoorbeeld Leon Morris, The Apostolic Preaching of the Cross (Grand Rapids: Eerdmans Publishing, 1955) en John Stott, The Cross of Christ (Nottingham: InterVarsity Press, 1986). Ook: Donald G. Bloesch, Essentials of Evangelical Theology, 2 Vols. (San Francisco: Harper & Row, 1978-79); Edmund P. Clowney, ‘The Biblical Doctrine of Justification by Faith’, in: Donald A. Carson (ed.), Right with God: Justification in the Bible and the World (Grand Rapids: Baker, 1992); en John Piper, The Future of Justification: A Response to N.T. Wright (Wheaton: Crossway, 2007).

[3] Mark A. Knoll, The Rise of Evangelicalism: The Age of Edwards, Whitefield, and the Wesleys (Downers Grove 2003); George M. Marsden, Understanding Fundamentalism and Evangelicalism (Grand Rapids 1991). Over meer recente theologische ontwikkelingen: C. van der Kooi, E. van Staalduine-Sulman, A. Zwiep (eds), Evangelical Theology in Transition, VU University Press, Amsterdam 2012).

[4] David Bebbington, Evangelicalism in Modern Britain: A History from the 1730s to the 1980s (London: XXX, 1989). Vergelijkbare definities worden gegeven in: Mark A. Knoll, The Rise of Evangelicalism: The Age of Edwards, Whitefield, and the Wesleys (Downers Grove: XXX, 2003); George M. Marsden, Understanding Fundamentalism and Evangelicalism (Grand Rapids: Eerdmans, 1991).

[5] Geciteerd door Ernst Conradie, Saving the Earth?, 4. Zie ook: Marsden, Understanding Fundamentalism and Evangelicalism, 21-22.

[6] Joel Nichols, ‘Mission, Evangelism and Proselytism in Christianity. Mainline Conceptions as Reflected in Church Documents’, in: Emory International Law Review, Vol. 1 (1998), 563-656; Tim Chester (ed.), Justice, Mercy and Humility. Integral Mission and the Poor (Carlisle: Paternoster, 2003).

[7] Nichols, ‘Mission, Evangelism and Proselytism in Christianity’, 596-605; uitvoeriger ook: ‘Why are Evangelicals reluctant to broaden their concept of salvation to comprise integrity of life?’, in: Westerbeek, Life to the Full, 71-73.

[8] Bijvoorbeeld Benjamin B. Warfield, Counterfeit Miracles: A History of Fake Miracles and Healings in the Christian and Catholic Traditions, with Arguments in Favor of Cessationism (New York: Charles Scribner’s Sons, 1918); John F. MacArthur, Charismatic Chaos (Grand Rapids: Zondervan Publishing, 1992) en Strange Fire: The Danger of Offending the Holy Spirit with Counterfeit Worship (Nashville: Nelson Books, 2013).

No comments:

Post a Comment