Evangelische theologie en het heil
Dwight L. Moody |
grote delen van de evangelische beweging is (sinds Lausanne 1974) ruime aandacht voor sociale en ecologische gerechtigheid, maar vaak is nog de vrees dat dit afleidt van wat de eigenlijke kern van Gods heil zou zijn: redding voor de ziel.
Een beknopte typologie (ontleend aan mijn thesis).
Over de soteriologie van de moderne
evangelische beweging, die na de Tweede Wereldoorlog sterk opkwam in de
Verenigde Staten en Europa, kan in hoofdlijnen hetzelfde worden gezegd als over de gereformeerde soteriologie. De invulling
die de Reformatie gaf aan het heil (verzoening van zondaren door het
plaatsvervangend sterven van Jezus Christus aan het kruis), zegt David Wells,
“has flowed into evangelical theology”.[1]
De kern van het heil is rechtvaardiging, begrepen vanuit een vrij stevige –
puriteins geïnspireerde - juridische verzoeningsleer: Jezus stierf voor onze zonden
aan het kruis, in onze plaats droeg Hij Gods toorn over de zonde, en zijn
rechtvaardigheid wordt toegerekend aan wie gelooft in Hem.[2]
De nuances in de anselmiaanse verzoeningsleer gaan verloren, vooral in
Amerikaanse evangelische theologie. Ook de calvinistische noties van de
politieke en sociale dimensies van Gods heil raken veelal uit zicht, mede onder
invloed van anabaptistische theologie. De evangelische beweging die vanaf de
jaren vijftig opkwam, was soms sterk sociaal geëngageerd, maar vanuit de
christelijke ethiek (barmhartigheid) niet vanuit de soteriologie
(gerechtigheid).[3]
Gekleurd door evangelisatie en zending
De Britse historicus David
Bebbington reikte een definitie van evangelisch christendom aan, die nog altijd
goed bruikbaar is. Hij onderscheidt vier hoofdkenmerken:
- Conversionism:
nadruk op het belang van persoonlijke bekering tot Jezus
- Biblicism
(nadruk op het gezag van de Bijbel als Gods geïnspireerde en onfeilbare
Woord)
- Crucicentrism
(focus op het verzoenend sterven van Jezus aan het kruis, doorgaans
opgevat als plaatsvervangend dragen van Gods straf op de zonde)
- Activism (sterke gerichtheid op evangelisatie en wereldzending).[4]
Evangelische theologie is in
verregaande mate gevormd door de focus van de evangelische beweging op
evangelisatie en wereldwijde zending. De evangelische soteriologie (“redding van
Gods oordeel over de zonde”) gaf aanleiding tot een prominente missiologie
(“iedereen moet de kans krijgen zijn leven aan Jezus te geven en redding te
ontvangen”), die op haar beurt lange tijd bepalend was voor de soteriologie (“heil
is alleen: eeuwig behoud voor zielen”). Typerend is het veelgebruikte beeld van
het redden van mensen van een zinkend schip, zoals de bekende evangelist Dwight
L. Moody (1837-1899) dit vertelde: “I look upon this world as wrecked vessel. God has given me a lifeboat and
said, ‘Moody, save all you can.’” De passagiers (bekeerlingen) worden
gered van het zinkende schip (de schepping die vergaat in Gods oordeel) via een
reddingslijn (Jezus) en in veiligheid gebracht (de hemel). Voor het schip zelf
is geen enkele hoop en de eeuwige bestemming voor de geredde zielen is in de
hemel.[5]
Integral mission
Vanwege de focus op evangelisatie en
persoonlijke bekering waren prominente evangelische leiders en theologen lange
tijd fel gekant tegen “integral mission”, waarbij missie niet alleen de
verkondiging van Jezus omvat maar ook het opkomen voor sociale en ecologische
gerechtigheid. Zulk “horizontalisme” zou afleiden van evangelisatie, was de
vrees. Barmhartigheid werd belangrijk gevonden, maar in het licht van de
eeuwigheid had het redden van zielen de prioriteit boven het verbeteren van een
wereld die toch verloren gaat. In conservatieve delen van de evangelische
beweging is dit nog steeds de overtuiging.[6]
Maar de Lausanne Beweging, die oproept tot “holistic mission” en
evangelisatie ziet als één aspect van de bredere missie van de Kerk, vormt een inmiddels
breed gedragen uitzondering. Die brede missie van de Kerk vloeit voort uit de
omvattendheid van “Gods plan voor verzoening” (Lausanne Covenant, 1974). Toewijding
aan sociale gerechtigheid en vrede is onlosmakelijk verbonden met evangelisatie,
“for good news and good works are inseperable” (Manilla Manifesto,
1989).
De verwijzing naar de “missie van
de Kerk” en “Gods plan voor verzoening” wekt de indruk dat het heil van God
inderdaad breder wordt opgevat, maar voor het grootste deel van de evangelische
beweging (ook binnen de Lausanne Beweging) geldt dat het “opkomen voor
gerechtigheid en menselijke waardigheid” weliswaar wordt gezien als onderdeel
van de missie van de Kerk, maar dat de essentie van het heil wordt gezien als
“redding van zondaren”.[7]
Vergeving van zonden als de kern van het heil
Om dezelfde reden hebben
evangelische leiders en theologen zich vaak scherp uitgesproken tegen
pentecostale genezingsdiensten en de zogenaamde “power evangelism” van
de derde golf van charismatische vernieuwing (evangelisatie door “tekenen en
wonderen”). In het beste geval leidt de aandacht voor genezing alleen maar af
van waar het werkelijk om gaat: vergeving van zonden (maar veel evangelicals in
de Verenigde Staten zijn streeptheologen en geloven niet in “tekenen en
wonderen” in de kerk van nu, waarmee de pentecostale en charismatische
genezingsbedieningen “bedrog” zijn).[8]
De evangelische focus op
evangelisatie en zending lijkt zo te leiden tot een smallere opvatting van Gods
heil dan evangelische theologie zou kunnen doen, geworteld als ze is in de
theologie van de Reformatie.
Theologisch belang
Het theologische belang van de
evangelische traditie – en ook dit lijkt me goed om vast te houden - is de uniciteit
van Jezus Christus en de nadruk op persoonlijke bekering: het aannamen
van Jezus Christus als Heer en Verlosser en het vernieuwd worden naar zijn
beeld (heiliging).
[1] David F. Wells, ‘Evangelical
Theology’, in: David F. Ford and Rachel Muers (ed.), The Modern Theologians. An Introduction to Christian Theology Since
1918 (Oxford: Blackwell Publishing, 2005), 608-621.
[2] Zie bijvoorbeeld Leon Morris,
The Apostolic Preaching of the Cross
(Grand Rapids: Eerdmans Publishing, 1955) en John Stott, The Cross of Christ (Nottingham: InterVarsity Press, 1986). Ook: Donald
G. Bloesch, Essentials of Evangelical
Theology, 2 Vols. (San Francisco: Harper & Row, 1978-79); Edmund P.
Clowney, ‘The Biblical Doctrine of Justification by Faith’, in: Donald A.
Carson (ed.), Right with God:
Justification in the Bible and the World (Grand Rapids: Baker, 1992); en John
Piper, The Future of Justification: A
Response to N.T. Wright (Wheaton: Crossway, 2007).
[3] Mark A. Knoll, The Rise of Evangelicalism: The Age of Edwards, Whitefield, and the
Wesleys (Downers Grove 2003); George M. Marsden, Understanding
Fundamentalism and Evangelicalism (Grand Rapids 1991). Over meer
recente theologische ontwikkelingen: C. van der Kooi, E. van Staalduine-Sulman,
A. Zwiep (eds), Evangelical Theology in
Transition, VU University Press, Amsterdam 2012).
[4] David Bebbington, Evangelicalism in Modern Britain: A History
from the 1730s to the 1980s (London: XXX, 1989). Vergelijkbare definities
worden gegeven in: Mark A. Knoll, The
Rise of Evangelicalism: The Age of Edwards, Whitefield, and the Wesleys
(Downers Grove: XXX, 2003); George M. Marsden, Understanding Fundamentalism
and Evangelicalism (Grand Rapids: Eerdmans, 1991).
[5] Geciteerd door Ernst
Conradie, Saving the Earth?, 4. Zie
ook: Marsden, Understanding
Fundamentalism and Evangelicalism, 21-22.
[6] Joel Nichols, ‘Mission, Evangelism
and Proselytism in Christianity. Mainline Conceptions as Reflected in Church
Documents’, in: Emory International Law
Review, Vol. 1 (1998), 563-656; Tim Chester (ed.), Justice, Mercy and Humility. Integral Mission and the Poor
(Carlisle: Paternoster, 2003).
[7] Nichols, ‘Mission, Evangelism
and Proselytism in Christianity’, 596-605; uitvoeriger ook: ‘Why are
Evangelicals reluctant to broaden their concept of salvation to comprise
integrity of life?’, in: Westerbeek, Life to the Full, 71-73.
[8] Bijvoorbeeld Benjamin B. Warfield, Counterfeit
Miracles: A History of Fake Miracles and Healings in the Christian and
Catholic Traditions, with Arguments in Favor of Cessationism (New York:
Charles Scribner’s Sons, 1918);
John F. MacArthur, Charismatic Chaos (Grand Rapids: Zondervan
Publishing, 1992) en Strange Fire: The Danger of Offending the Holy Spirit
with Counterfeit Worship (Nashville: Nelson Books, 2013).
No comments:
Post a Comment